Het begint hoopvol: met vogels. Verhalenverteller, kievietseierenzoeker, boer, cartoonist en fierljepkampioen Ysbrand Galama nodigt het publiek uit mee te gaan naar de plek waar hij opgroeide om samen op zoek te gaan naar kievitseieren.
“Wil je een meesterlijke kivietseierenzoeker zijn, dan moet je zelf een kievit worden”, zegt Galama. Hij heft een been, kromt zijn armen tot vleugels en danst als een vogel. Voor even is het net echt, maar geen poes lijkt erin te trappen. Ongeschonden verlaat hij het podium, op laarzen waar sprookjeskatten jaloers op zouden zijn.
Kunstenares Noa Giniger heeft haar Mimi in gedachten meegenomen. Eerst wilde ze helemaal geen kat, het zou maar tijdelijk zijn. Nu worden ze elke ochtend samen wakker.
Als Giniger op reis gaat, zet ze haar huis op Airbnb, met Mimi erbij als een extra attractie. Kattenfans melden zich. Maar elke keer als ze haar koffer tevoorschijn haalt, kijkt Mimi haar aan en voelt Giniger zich schuldig.
En terecht, zou een kat denken. Als ze permanent ontevreden zijn, lopen ze gewoon weg. Daar weet rapper Steen alles van. Hij verzamelt posters van vermiste katten. “Omdat het makkelijk is - ze hangen op ooghoogte.” Hij heeft ze allemaal meegenomen in een witte plastic tas en strooit ze over de vloer. Iemand wil een vraag stellen. “Nee, ik ben nog niet klaar”, zegt Steen.
De vertwijfeling is voelbaar in de zaal. Steen is gevat, onvoorspelbaar en nietsontziend direct. De posters zijn kunstwerkjes op zichzelf, vindt hij. “Je voelt de pijn. En de liefde, soms dan.”
Zijn telefoon gaat. “Da’s m’n wijf. Die zegt: ‘kappen, je tien minuten zijn om.’” Er wordt voorzichtig gelachen. Pas als Steen begint te rappen, wordt de zaal losser. Een lied over zijn leven. “Geen fok geven.” Steen gaat op in zijn tekst. Als hij eindigt met de woorden “lang leve de katten”, volgt luid applaus en helpt het publiek hem de kattenposters terug in de plastic tas te stoppen.
Schrijver en evolutionair bioloog Tijs Goldschmidt heeft het niet over katten maar paarden. IJslandse hengsten, om precies te zijn. En over poep.
Als Goldschmidt begint te praten, waan je je in de collegebanken. Zo’n college waar je hand je oren niet bij kan houden en je het liefst achter wil leunen om alleen nog maar te luisteren.
IJslandse hengsten demonstreren hun dominante positie in de hiërarchie door over de mest van een inferieure hengst heen te poepen. “Kennelijk lijken creatieve, artistieke mensen op dieren”, stelt Goldschmidt. Hij geeft voorbeelden van kunstenaars die het werk van anderen overschilderen, met een spuitbus bewerken of er overheen lopen. Een kat zou voor dat laatste kiezen.
Dan beweegt er iets tussen de stoelen, zou het…? Opzwepende muziek vult de ruimte, de schim is verdwenen. Dansende Javanen verschijnen op het scherm, zij aan zij met studenten op een feestje. Een film van beeldend kunstenaar Riley Harmon. De bewegingen van het oude ritueel lijken gekopieerd door de studenten in het splitscreen, of andersom. Het heeft iets hypnotiserends.
Oogrollend geesten uitdrijven, je handen heffen naar de DJ, het lijkt meer op elkaar dan je denkt. Als je de context van menselijke bewegingen verandert, lijken we allemaal op elkaar en zijn we ineens weer dier.
Voor Elma van den Dool en Germaine Cornelissen staat dat niet ter discussie. In het klassieke Le Duo des Chats van Rossini imiteren zij geen katten, ze zíjn katten. Ze krabben aan de deurpost, geven kopjes aan het publiek en vertellen een verhaal met maar één woord: ‘miauw’. Aanstekelijk, zou er worden meegezongen in het kats? Helaas. Toch is het duet onverminderd kattig op de best denkbare manier.
Schrijver en dichter Erik Jan Harmens spreekt over katten noch dieren. Hij heeft handgeschreven tijdschriften van de overleden schrijver Joost Zwagerman meegenomen uit het Letterkundig Museum. Het is moeilijk te geloven dat Zwagerman pas dertien jaar oud was toen hij interviews met Patricia Paay bij elkaar fantaseerde en schreef over ‘Filmcrash tieners in pornofilms’.
Harmens had dezelfde neiging zich te identificeren met beroemdheden. Dat brengt hem bij een gedicht dat hij eigenlijk niet voor wil dragen. “Voorlezen!”, roept het publiek. Harmens zucht en begint. My favorite actress, een ode aan Jacqueline Bisset. “Moet ik nog verder?”, vraagt Harmens. Het antwoord is ja, maar weer geen miauw.
Voor de laatste performance mogen de stoelen opzij. Kunstenaar Eric Giraudet de Boudemange kijkt in het licht van de beamer en ziet eruit als een boomstam met bladeren. Als ze ergens op de loer liggen, zou dit het moment zijn. De vermomming nodigt uit kleine nageltjes aan te scherpen.
Toch maar niet, componist Gunnar Gunnsteinsson begint aan de knoppen te draaien. Het publiek laat het over zich heen komen, maar katten houden niet van luide muziek. Een lange man streelt zijn vriendin kroelend over haar hoofd.
“We’re in the forest”, zegt Giraudet de Boudemange, en iedereen gaat mee. Mee op een psychedelische hertenjacht, mee met yoga-oefeningen en mee op de technobeat die het overneemt, de nacht uitblaast en het Kattenkabinet teruggeeft aan de katten. De katten, die niemand heeft gezien