Ik verlang terug naar twee dagen geleden, toen alles in mijn leven nog mooi klonk en kleurrijk was en losstond van de werkelijkheid – VOEL JE EEN BEETJE WAAR IK HEEN WIL?
Ik hoor een harde drone – niet zo’n onbemand luchtvaartuig, maar een aanhoudende muziektoon, afkomstig uit de platencollectie van Wasted Years of Pumping Iron. En dan is er opeens nog een drone – deze keer wél een onbemand luchtvaartuig, een drone met een camera van iemand die Toon heet. Dus de opnames van de drone van Toon worden op een scherm vertoond vergezeld door een aanhoudende toon: een drone.
Ik voel me al iets opgewekter geloof ik.
Prachtige kleuren vechten met geweld om de aandacht van mijn jammer genoeg weer bijna helemaal naar z’n normale omvang terugvernauwde geestesoog. Het is een film van Arnar Asgeirsson: ‘A Farmer and His Dog’. Een derde drone (weer van het kaliber geluid, deze keer) ondersteunt een relaas over een boer die een hondenkop op een stok zette om zijn buurman te naaien. De drone masseert mijn hersenen om de kleuren makkelijker te kunnen absorberen. Ik ben geen groot fan van dieren met pijn en ik voel me raar en het verhaal van Arnar maakt me misselijk en gelukkig.
En wat blijkt vlak daarna: een katzenklavier is een piano met de staarten van verschillende katten onder het toetsenbord geplaatst, waardoor de katten gaan miauwen van pijn als hun betreffende toets wordt ingedrukt. Sabry Amroussi vertelt over de curiositeiten die hij heeft gevonden tijdens zijn kunstgeschiedkundige onderzoeken, die vaak te maken hebben met dieren en pijn. Als de toetsen van La Piganino bijvoorbeeld worden beroerd, wordt er een varken in zijn kont geprikt. Een deel van me voelt dat het niet oké is om varkens in hun kont te prikken, en dus moet ik heel hard lachen. Ik weet niet meer hoe ik me voel.
Snoepie snoepie fluif.
Dat waren de openingswoorden van De Bubbelebim. “Fluif fluif snoepie,” volgt al snel, “Snoepie fluif fluif snoepie, snoepie snoepie fluif.” Dat is echter niet het enige. Wat namelijk snel zal blijken, is dat fluif fluif snoepie, snoepie fluif fluif snoepie fluif. Fluif fluif snoepie, snoepie snoepie snoepie snoepie fluif. Fluif fluif snoepie, snoepie fluif, snoepie fluif. Ik ga verzitten en kijk paranoïde om me heen terwijl het verhaal verder gaat. “Snoepie fluif floepie snuif. Floepie snoepie snuif fluif, fluif snoepie fluif. Floepie snoepie fluif fluif, snuif floepie snoepie floepie snuif snuif.” N.B.: Mogelijk parafraseer ik, waarvoor mijn excuses.
Voor ik de juiste volgorde van de oepie en uif-woorden in mijn telefoon heb weten te noteren, schieten er fletse kleuren mijn oogbal in. Het voelt alsof mijn netvliezen uit mijn oogkas springen en met elkaar beginnen te dansen op de rapsodie van de Hongaarse componist Franz Liszt die door de zaal golft. Het is de vertoning van An Optical Poem van de Duits-Amerikaanse filmmaker Oskar Fischinger die als enthousiast water overvloeit in de muzikale, watergerelateerde omlijsting van de pauze door Wasted Years of Pumping Iron. Ik kijk uit over het IJ en moet op allemaal verschillende niveaus plassen.
Een opname van El Chupacabron wordt bijna net zo onopgemerkt als onaangekondigd afgespeeld in de zaal, en net als ik het begin te voelen wordt het Fokker-orgel van Adriaan Fokker binnengereden en begint Melle Weijters een uitleg over de werking en geschiedenis van het apparaat. Mijn hoofd tolt en woorden lijken de hele tijd te zijn draaigeomd, en dan schakelt Danny de Graan zijn laptop in om het orgel een compositie te laten spelen. Het begint als een kalme regenbui, maar verandert snel in een symphonie die klinkt alsof iemand eerdergenoemde regenbui hartstochtelijk in elkaar probeert te slaan met een fluit. Het is wonderlijk en onvriendelijk en daarom ontzettend mooi en als ik ervan ben bijgekomen staat Sef te vertellen over KFC-emmers vol kreeft en een oesterschaal gevuld met groene Fernandes. Ik voel me alweer een heel stuk beter beter fluif.