Tijdens het tweede deel van de film komt Pablo aan het woord. Hij vertelt over de fascinatie en jaloezie die hij ervaart als hij naar Quirijn kijkt. Daar wordt ook het grote verschil tussen Quirijn en de rest van de mensheid duidelijk. Iedereen wil van alles, is ontevreden, misschien wel onverzadigbaar. Quirijn wil alleen lekkere koffie.
'Ik ben Stijn Verhoeff,' zegt de blonde jongen vrij onverstaanbaar. 'En dit is Jasper Coppes.' Achter hen begint een filmpje te spelen. Er is een ronddraaiend gekleid ding te zien dat het best te duiden is als een berg. Jasper en Stijn dragen om beurten voor uit het door hen samengestelde boek, Een heldere, zwarte nacht. Jasper heeft zijn jas nog aan. Ik bedenk me dat een boek samenstellen uit andermans fragmenten een mooie manier is om zo min mogelijk te doen.
Het boek Scharrelaar is door hen samen geschreven. Jasper en Stijn creëerden een verhaal met een denkneuroot als hoofdpersoon, wiens gedachten de lezer een dag lang mag volgen. Hij denkt over zijn verleden en zijn toekomst terwijl hij in en rond zijn huis op het platteland struint.
'Ik ben niet op zoek naar adviezen,' zegt Cindy Hoetmer. Haar deel in de serie The Procrastinators van Sander Plug en Lernert Engelberts is net vertoont. Sander vertelt dat procrastinators mensen zijn die heel goed zijn in niets doen. In het filmpje vertelt Cindy hoe ze haar column voor HP de tijd stelselmatig uitstelde. Vlak voor de uiterste deadline, op maandagochtend mailde ze haar stukje, dat ze uiteindelijk in anderhalf uur had geschreven. Nadat ze een nacht lang de wekker een uur vooruit had gezet, om telkens weer naar de klok te grijpen en zichzelf nog een uur slaap te gunnen. Aan die nacht waren vier dagen boven een leeg vel papier hangen voorafgegaan.
De aanwezigen in de zaal opperen een typemachine te gebruiken, er wordt haar een eierwekker overhandigd zodat ze in korte blokken aan haar boek kan werken, iemand anders vertelt dat Cindy het beste haar router met een lijmpistool te lijf kunnen gaan. De debuutroman van Cindy Het beest in Daisy begint overigens met het hoofdpersoon in bed. Daisy heeft zich die dag ziek gemeld.
'Ik ben geen pastoor,' zegt Ruben van Zwieten. Hij is predikant op de Zuidas. Zijn stem klinkt brallerig. Hij draagt een jasje, een spijkerbroek en gympen. Hij heeft blond haar met wat gel erin. Hij zou niet onderdoen voor de yuppen van de Zuidas. Middenin het economisch centrum van Amsterdam brengt Ruben zingeving. Vanavond praat hij over de roman Oblomov. Net als Dasiy ligt de hoofdpersoon Ilja Oblomov in bed. Ilja blijft daar honderdvijftig bladzijden lang liggen. Ruben vindt dat mensen meer romans moeten lezen en draagt voor uit het boek over de ultieme luiaard. De dominee zegt dat we moeten stilstaan bij hoe we onze tijd doorbrengen. Hij leest een deel van de achterflaptekst voordat hij het boek openslaat. Zijn dictie verandert en als je de woorden niet tot je laat komen klinkt het alsof Ruben een Bijbeltekst voordraagt. Zijn specifieke, dreunende intonatie doet me een beetje inzakken. Net als vroeger, in de gereformeerde Kerk waar mijn vader me mee naartoe nam. Achterin, het rolletje pepermunt in mijn handen geklemd. Dat wat ik het fijnste vond aan die wekelijkse verplichting was het niets doen. In de kerk kon ik me vervelen zonder me daar schuldig over te voelen. Ruben wil dat we ons nergens schuldig over voelen, interpreteert 'zonde' als 'kansen onbenut laten' en pleit voor meer lethargie.
Na zijn voordracht ontstaat er in de zaal een gesprek over het idee dat we in een constante staat van productiviteit leven. Een blonde jongen die voor me zit vindt dat die productiviteit van ons maar schijn is. Dat we veel impulsen binnenkrijgen maar eigenlijk niets doen. Dat we vluchtiger en grilliger zijn dan ooit en dat onze drukte maar schijn is. Hij vraagt of we juist niet wat meer zouden moeten doen. Ik zie glimmende schermen voor me waar we massaal in staren, we gaan van hot naar her zonder een doel te bereiken, we vullen onze verveling met onbevredigende activiteiten. De blonde jongen heeft een punt.
'Goedemorgen, Mirko. Hoe gaat het, Mirko?' zijn de eerste woorden van Bojan Fajfric's film Theta Rhythm (While my father was sleeping). Op 23 en 24 september 1987 werd er in Servië een politiek gevecht beëindigd met de afzetting van de toenmalige president Ivan Stambolic, uitgezonden op nationale televisie. Geschiedschrijvers zijn het erover eens dat deze sessie een historisch keerpunt is geweest dat heeft geleid tot de opkomst van nationalisme en oorlogen in Joegoslavië. De film is een reconstructie van één dag, gezien door de ogen van de vader van Bojan, Mirko Fajfric. In prachtig gestileerde scènes zien we de aanloop naar de zitting. We zien Mirko opstaan, zijn tanden poetsen terwijl het nieuws vanuit een oude radio klinkt. We zien Mirko op een paard stappen en tijdens de dageraad zijn grootste hobby beoefenen. Veel later op de dag, tijdens het beslissende debat, valt Mirko in slaap.
Na de filmvertoning Skypen we met Bojan. Jeanine, één van de redacteuren achter de avond verontschuldigt zich voor het half uur dat Fajfric heeft moeten wachten op dit gesprek. Hij vertelt ons hoe zijn vaders inactiviteit op het moment dat hij invloed had kunnen uitoefenen op een cruciaal moment in de recente geschiedenis van het land symbool staat voor een generatie die niets deed en het land zag beginnen aan zijn teloorgang. In de brilglazen van Bojan Faifric zie ik de reflectie van een fel groen vlak. Ik herken de kleur, het is de kleur van verveling, van het meest nutteloze tijdverdrijf. Het soort tijdverdrijf waar ik me schuldig over zou voelen. De Servische filmmaker heeft een potje Patience openstaan.
'Het was op een woens...', 'Het was op een woensdagmiddag dat ...', 'Het was op een woensdagmiddag dat ik tot de hoogte was gegroeid om net te kunnen zien wat voor 'n gras er op de schedelpannen van mijn ouders groeit.' Zo begint Annelein Pompe haar voordracht. Annelein laat het publiek kennismaken met handstandpoëzie. Ze draagt haar blonde haar in een grote knot bovenop het hoofd en ze heeft zich in een strak zwart pak gestoken dat haar op een circusartieste doet lijken. Zolang ze op haar handen ondersteboven+ staat, benen tegen de muur, horen we haar gedicht. Zodra ze haar balans verliest en haar handstand moet staken, zegt ze niets meer. Als het haar niet lukt de zin af te maken, begint ze weer van voor af aan. Haar hoofd loopt rood aan, haar ademhalen wordt heviger, haar polsen pijnlijk. Het publiek lacht zenuwachtig als Annelein afzet voor nog een sprong tegen de muur. We zijn opgelucht als ze zich door een zin weet te worstelen. We worden in haar spel met zelfgemaakte regels gezogen. Totdat zij opgelucht opstaat en haar applaus in ontvangst neemt. Dit luidt het einde van de avond in, het einde van niets doen. Het moest maar eens afgelopen zijn.