Mijn ideële dromerijen worden ruw verstoord als ik, halverwege de gracht, een man tegemoet loop. De man, van middelbare leeftijd en in het dagelijks leven ongetwijfeld een betrouwbaar verkoper van witgoed, droeg op zijn hoofd twee pronte oranje borsten van rubber, dit vergezeld van het obligate oranje voetbalshirt, een sport die de man, gezien zijn postuur, vooral langs de zijlijn moest beleven. Bij het passeren pakte de man mij bij mijn schouders vast, en brulde in mijn gezicht iets dat klonk als „Kooonings”. Een zoete alcoholwalm en tabakslucht kwamen me tegemoet. Het was alsof ik een asbak vol met bier leegdronk. De gracht was verder leeg.
Ik kon mij opeens erg vind in het pessimisme van de oude Schopenhauer; waar ik in mijn persoonlijke ruimte klaar was voor een zingevende beleving was het toch de ander die mijn comfortabele zeepbel doorprikte. Ik had opeens zin in curry. En een goudeerlijk glas Coca Cola
In de Shaffyzaal trof ik de immer hartverwarmende vaste samenstelsters van de avond, Alma Mathijsen en Julia van Mourik vergezeld door kunstenaar Merijn Bolink en twee dampende tassen vol Thais eten van de op twee na beste Thai van de stad.
Ik zorgde dat mijn plaats aan de eettafel in de buurt was van de noodles, viskoekjes en garnalencurry, deels uit pure, hongerige hebberigheid, maar ook omdat ik, na mijn tot misantropie leidende ontmoeting op de gracht, behoefte had aan troost in de meest basale vorm.
Ik deelde deze troost met mijn disgenoot Anton Dautzenberg, de getalenteerde auteur die zich de ganse zonnige dag in de betonnen spelonken van het EYE-filmmuseum had opgehouden om films te kijken. Hij repte over "vochtige streken" en een vrouw die haar vagina langs de toiletbril veegde alvorens van de WC gebruik te maken. Mijn eetlust werd er niet minder op.