In plaats daarvan heeft Astrit zich wekenlang mijn mantelzorg laten aanleunen om mooi te kunnen zijn. Ik gun hem dat, hoor: ik offer me op. Schoonheid verliest het in deze wereld al te vaak van gemak, logica en logistiek. Het zou me pijn doen Astrits droom te laten sneuvelen op praktische bezwaren.
Ik zou graag willen dat iemand mij ook even kwam helpen met de logistiek terwijl ik half dronken na een goedevrijdagmiddagse borrel de Amsterdamse Nieuwmarkt probeer over te steken. Ik ben op weg naar de kunstavond Lost and Found die Astrit samen met Julia van Mourik cureerde, en probeer waardig te schrijden, te flaneren. Ik droom van een sierlijke entrée maar het lijkt eerder op een zwalkende horlepiep met vreemde sprongen als ik weer bijna wordt overreden door Ubers en deliveroobezorgers.
De techkapitalisten in Silicon Valley richten zich volledig op de logistiek. Ze lossen praktische problemen op, maar nu even niet die van mij. Een pokébowl bezorgen, dat lukt. In de nabije toekomst zullen hypergespecialiseerde beroepen als gulpenknoper en sleutelomdraaier rendabel zijn. De distributie van welvaart over de wereld, onbereikbare liefdes, zoekgeraakte of beschadigde familieleden, gebrekkig functionerende organen en geblokkeerde wegen, dat is voorlopig nog barre realiteit.
Kunst lost, net als kunstnagels geen enkel praktisch probleem op. Toch helpt het af en toe om met de moeilijke wereld waarin we leven om te gaan. Vanavond wordt waarschijnlijk zo’n moment. De etherische muziek van dj Zgjim en de caleidoscopische, ijsbloemachtige visuals van Mikk Jōgi doen me mijn eigen moeizame tocht hierheen vergeten.
Jezelf wat gunnen
Op het podium draagt Astrit een glamoureuze spijkeroveral van de Nederlandse sterontwerper Ninamounah, die hij lijkt te hebben uitgekozen op het grote aantal knoopjes. Iemand zal hem wel geholpen hebben met het dichtknopen, maar het ziet er erg effortless uit. Zijn glanzende nagels zijn op het podium geen praktisch probleem maar wervelende bloemblaadjes. Begeleid door hypnotiserende muziek, speelt Astrit vandaag een Coca Cola Flower.
In een eerdere performance, The New Body, bouwde Astrit een nieuw lichaam om aan de fysieke beperkingen en de hokjesgeest van deze wereld te ontsnappen. Het lukte, maar het was wennen, aan de harnasachtige constructie vol knipperende lampjes die bij de minste beweging een flard muziek uitstootten. Als Coca Cola Flower is Astrit verleidelijker, soepeler. Vederlicht danst hij. Een bloem die zijn kopje naar het licht draait, die deint en met zijn ontblote schouderpartij kronkelt in een bries die je niet op je huid voelt.
Toch buigt hij af en toe wel heel ver door. Een progressieve kunstenaar die graag vingerwijst naar dat onderdrukkende kapitalisme dat zoveel weerloos mooie dingen kapot maakt, maar tevens een mens, een cosument die niet kan ontsnappen aan ons economische ecosysteem. De bries waarin hij danst, de coca cola-suikerboost waarmee hij zijn productiviteit af en toe opschroeft: het is verdorven en het is verdomde lekker.
Je kunt geen onbezoedeld bloemenkind meer zijn: iedere “creative” moet een “entrepreneur” zijn om subsidie te ontvangen maar je wordt gelyncht als je geld aanneemt van het grootkapitaal dat zich probeert te wentelen in geveinsd schuldgevoel. Nederlandse banken en olieconcerns zijn (o.a.) berucht om hun mecenas-gedrag. Pecunia non olet, zou ik zeggen. Zo draagt het grootkapitaal tenminste nog íets bij aan onze lokale volksverheffing in plaats van dat ze alles linea recta doorsluizen naar de Kaaimaneilanden om het vervolgens te investeren in clusterbommen.
Kunst, daar heeft het volk tenminste wat aan. Worstel jij maar lekker met je principes, kunstenaartje, denken we, en we leunen weldadig achterover in onze stoelen terwijl we onze bio-industriële biefstukjes/sushirolletjes/parmezaanschaafseltjes en bespoten groente verteren, en even vluchtig alvast wegdromen naar de verre vakantiebestemming die we net geboekt hebben – Jezus Christus, we zijn allemaal zondaars.
Gelukkig stierf eerdergenoemde op een andere vrijdagmiddag, precies 2019 min 33 jaar geleden, aan een kruis genageld om ons van onze zonden te verlossen. Of het hielp, weet niemand, maar het was mooi. Replica’s en schilderijen van het tafereel zijn een onverwoestbare interieurklassieker. Astrit Ismaili gaat voor een minder grimmige schoonheid, met zijn nagels zijn gedans, en het popnummer waar zijn performance in uitmondt. Ook op zondige aarde kan wat zonnigs bloeien. Soms moet je jezelf wat gunnen.
Niet ziek zijn in een zieke wereld
Soms moet je jezelf wat gunnen, zo dacht ik eerder die middag ook al een paar keer opgewekt terwijl ik mezelf volgoot met drank – jezelf verdoven is ook een manier om met praktische ongemakken om te gaan. De moeder van kunstenaar Josefin Arnell neemt ook liever een wodkaatje dan een colaatje. Ze is alcoholist. Josefin is bezig met een documentaire over haar moeder die “How not to be sick in a sick world” zal heten en ze laat vandaag de trailer zien.
Dit is de tweede film die ze maakt over haar moeder: in “Mothership goes Brazil”, gingen ze samen naar Braziliaanse goeroes die al je problemen beloven op te lossen. Spoiler-alert: de goeroes hielpen niet, maar het maken van de eerlijke, confronterende film luchtte wel op. Josefin noemt het een “auto bio exorcism”; ze dreef vooral de wraakzuchtige duivel in zichzelf uit, die boos was op een moeder die niet altijd even zorgzaam was. De nieuwe film wordt een stuk liever. Daarin zullen Josefins moeder en de moeder van een andere kunstenaar, Natasja Loutchko, elkaar ontmoeten. Ook Natasja’s moeder is verslaafd, aan drugs. Josefin en Natasja willen hun moeders helpen om te gaan met de schaamte en de pijn die ze voelen over hun verslavingen, door hen te laten experimenteren met fictieve versies van zichzelf.
Zo wilde de moeder van Josefin altijd graag ambulancechauffeur worden. “Omdat ze erg graag hard rijdt,” licht Josefin toe. In de trailer van de film zien we moeder in een auto zitten, waar ze later ook de deur vanaf trapt. De andere moeder staat enthousiast te draaien aan een wasdroogmolen die op een bedauwt grasveld staat. Het zijn tragische metaforen, maar de beelden zelf zijn poëtisch en optimistisch. Het plezier spat er vanaf. “Ik kwam erachter dat mijn moeder erg van acteren houdt.” zegt Josefin droogjes. Even je gedroomde zelf zijn zonder dat dat leidt tot braakpartijen en blackouts, dat klinkt inderdaad als een verademing. Toch neem ik in de pauze nog maar een biertje.
Iets om je tegen af te zetten
Choreograaf Noha Ramadan begint uit het niets opeens over de grond te rollen. Ze rolt sierlijk en beheerst, in een repetitieve, minimalistische dans, maar heeft weinig boodschap aan wat in theaterjargon zo mooi de “vierde wand” heet. Oftewel, ze rolt continu tegen mijn been op. “Ik herken je schoenen,” zal ze achteraf in de backstage tegen me zeggen, waaruit ik concludeer dat het misschien de bedoeling was dat ik ruim baan voor haar gemaakt zou moeten hebben. Ze reageert gelaten: “Het is fijn om je ergens tegen af te zetten.”
Bevrijd uit de death grip
De afsluitende performance van de Los Angeliaanse zanger Tyler Matthew Oyer is geen exorcisme maar meer een soort séance. Het uitgangspunt van het eerste deel van zijn optreden is een zelfbedachte complottheorie: in de jaren ’80 zouden er zogenaamde “queer toverspreuken” in de popmuziek hebben gezeten, die er daarna op last van de overheid uitgefilterd werden.
Ik snap eerlijk gezegd niet écht wat hij bedoelt, en de performance heeft zo’n gekunstelde aanleiding ook niet nodig, wat mij betreft. Ik zie zelf ook wel dat de jaren tachtig hier gechanneld worden, en dat hokjes worden afgebroken. Een vrije geest waart door de zaal terwijl Tyler met zijn in laklatex handschoenen gestoken armen kronkelt en zijn zang laat ondersteunen door vooraf ingezongen koorversies van zichzelf en harmonieuze stemverdubbelaars. “The earth never needed us, that’s why we ruined it,” is het gezongen mantra dat nog het meest op een toverspreuk lijkt, al was het maar omdat het een week later nog steeds in mijn hoofd zit.
Tyler heeft ook een lied over Patriarchal Death Grips, waarbij ik niet onmiddelijk denk aan een door rigor mortis verstijfde, ijskoude klauw die de wereld nog steeds niet los wil laten, maar eerst aan de internetmythe van het death grip-syndroom. Hoe zat het ook alweer, google? Repetitief en mechanisch masturberen kan tot overstimulatie leiden, met als gevolg blauwe ballen, slechte seks, impotentie, zweren, kanker, en de DOOD. “Doodgemasturbeerd” doet het niet lekker op een overlijdensadvertentie en als niet iedereen tegenwoordig een stickertje op de camera van hun laptop had zitten zouden er nu beelden beschikbaar zijn van mensen die zich angstvallig in allerlei vreemde houdingen wringen om maar een gevarieerd masturbatieritueel te hebben.
Ik vraag me af of Tyler misschien juist ook op dat death-grip-syndrome doelt (want is er iets repetitiever dan het patriarchaat)? Terloops overweeg ik lange kunstnagels te nemen om mezelf te dwingen tot nieuwe grepen.
Eeuwig rondracen
De Shanghaise kunstenaar Lu Yang ontdeed zich van alle kunstenaars van vanavond het meest effectief van alle aardse ellende. Ze liet zichzelf scannen en maakte een film met haar avatar in de hoofdrol, en hoefde dus niet eens fysiek aanwezig te zijn.
Het spektakel is er niet minder om. Een ondertitelde Chinese robot-voiceover analyseert wat er allemaal gebeurt, maar veel logischer of begrijpelijker wordt het er niet van. De naakte, genderneutrale avatar kan veel dingen die een door het lichaam beperkte “mens” niet kan. Ze buitelt gewichtloos door de ruimte. Ze blikt of bloost niet als er pinnen in haar brein geboord worden door een soort godhelm. Ze wisselt van outfit zonder zich aan of uit te kleden. Ze dupliceert zichzelf, ze tripliceert zichzelf. Haar ontblote organen doen dansjes. Haar hoofd gaat open en dicht. Ze gaat in een CT-scanner annex crematieoven. Ze sterft.
De heerlijkste manier van zijn is dood zijn, als de film van Lu Yang het hiernamaals een beetje correct weergeeft. De lijkkist van haar avatar wordt eeuwig rondgereden door een woestijnachtig landschap in een grote, gouden wagen, door niets of niemand gehinderd, met een rotvaart, pompend euforische electro op de achtergrond.
Helaas kun je als mens je imperfecte aardse omhulsel maar één keer van je van je afstropen, en er is kans dat dit niet is hoe het hiernamaals eruit ziet. Met een beetje pech is er zoiets als reïncarnatie, en sturen ze je retour afzender waarop het hele gedoe (een oeverloze worsteling met patriarchaat, kapitalisme en verslaving) weer van voren af aan begint.
Laat me alsjeblieft terugkomen als kunstnagel. Een prachtig, willoos wegwerpding.