Sinds 1997 heeft Lost & Found meer dan 200 avonden voor verdwaalde beelden en geluiden samengesteld. Kunstenaars, schrijvers, wetenschappers en muzikanten laten werk in ontwikkeling zien, experimenteren of tonen werk dat (nog) niet in hun oeuvre past. Een specifiek en uniek podium voor divers en hybride werk dat in een museaal circuit geen plaats heeft.

Lost & Found

Muziekgebouw

04–09–2015

Redactie
Alma Mathijsen
Gover Meit
Julia van Mourik 

Ontwerp
Mirjam Reili

DJ
Afrikan Boy

Sponsors
Mondriaan Fund
Muziekgebouw aan 't IJ
robstolk®

RSVP
Facebook

Volgende L&F
2 oktober diner bij een conservenfabriek
Entree €40 incl. Bepertkte plaatsen
Maak het geld over naar NL22 INGB 000 8122 598 en vermeld je naam.

Stuur ons je bijdrage! found@lost.nl
 

Lost & Found is een open podium, maar dan wel een verdomd interessante..

Annemarie de Gee

Lost & found is een bijzondere, ietwat in nevelen gehulde kunstenaarsavond, dat is wat ik weet. Van de internetsite werd ik niet veel wijzer, op de folder die ik bij binnenkomst in ontvangst neem kan ik geen programmaoverzicht vinden, in grote zwarte letters lees ik: I SAY, “LOST.” YOU SAY, “FOUND.” YOU SAY, “WHY.” I SAY, “HOW.” I SAY, “NIGHT.” YOU SAY, “EXHIBITION.” Vier zwart-wit plaatjes; een mannelijk torso op een flesje eau de cologne, een leesbril om een Romeinse pilaar, een afbeelding van een vervallen boerderij met schapen en een glanzende plasticzak. 

‘Is het een soort open podium?’ probeer ik. Ik heb talloze trappen van het Muziekgebouw aan het IJ beklommen en sta nu op de bovenste etage voor de kleine zaal. Alma Mathijsen staat naast me, studeerde Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveldacademie en is schrijver. Samen met redacteur en programmamaker Julia van Mourik vormt ze de kern van Lost & Found. Elke editie nodigen Alma en Julia een gastredacteur uit die samen met hen de avond vormgeeft. ‘Je moet het gewoon een beetje over je heen laten komen,’ zegt Alma. Ik kijk om me heen. Prachtig zicht op het IJ. Industrieel is het, grootstedelijk zoals in Berlijn of Rotterdam. De lucht boven de stad is bijna donker, het beestachtige weer van vanmiddag lijkt eindelijk te zijn overgewaaid. Alma lacht en wijst naar de DJ die verantwoordelijk is voor een heerlijke, opzwepende beat die de ruimte, annex bar, vult met een prettig soort anonimiteit; zolang we ons in zijn ritme bevinden komt alles goed. 

lees verder

‘Dat is Afrikan Boy,’ zegt Alma, ‘uit Londen. Het is een groot artiest – echt fantastisch dat hij er is, hij is van dat nummer ‘One day I went to Lidle.’ Weet je wel?’ Ik weet het niet – maar later, als de avond bijna ten einde is, als Afrikan Boy ter afsluiting een van zijn gedichten heeft voorgedragen, zal ik met iedereen meezingen: ‘One day I went to Lidl.’

Renée van Trier opent de avond met een, zoals ze zelf zegt, dadaïstische performance. Gekleed in een rode oversized jas, haar huid wit gepoederd, haar lippen zwart geschilderd, zingt ze liedjes. ‘The ideal life would be, I don’t get high.’ Haar stem doet me denken aan Björk, helder en fragile. ‘The ideal life would be, I don’t get high.' There’s a fire in my brain, i can’t get out.’ Ze stemt me treurig, al weet ik niet zo goed waarom. Ik zou die stomme jas van haar willen uittrekken, haar gezicht willen afsponzen en haar mee naar huis willen nemen. Kom maar, meisje, fuck die grote gebaren, de grote bek, fuck het dadaïsme, ik zet een kopje thee voor je en misschien is dat precies de bedoeling.

Nu hebben alle laatkomers in het publiek ook een plekje gevonden. Zo’n tachtig mensen zitten nu in de zaal schat ik, zo op het oog stuk voor stuk geduldige, aandachtige, enthousiastelingen. Waar zie je dat nog? Orgel en harmonium. Jacob Lekkerkerker en Alfredo Genovesi manipuleren de geluiden uit hun instrumenten zodat het psychedelisch rotzooi wordt, een synthesizer; vervelend, ik hou niet van computergeluid, ik hou van muziek, maar man – wat is dit lekker, zal ik mijn ogen dichtdoen? Ik waan mij buiten, ik hoor takjes knakken, grind knisperen, mezelf lopen door een bos, een veld met klinkende halmen, steeds verder en verder totdat gastredacteur Gover Meit de derde act al aankondigt. ‘Het volgende programmaonderdeel is zéker niet geschikt om vertoond te worden aan publiek.’ Daar heeft hij misschien gelijk in, in een knotsgekke animatie zien we een tragikomische figuur die contact zoekt met een broccoli, een engel, de hamster van de Albert Heijn reclame en zelfs met Planet Earth. Jacopo DaSilva, de maker van dit werk, is een vreemde maar dappere knakker, als de dood is hij dat zijn landheer, aan wie hij een gruwelijke hekel heeft en op wie hij zijn film gebaseerd heeft, het onder ogen krijgt.

Kaweh Modiri is ook filmmaker. In zijn film ‘Bodkin Ras’ portretteert hij het leven in een klein dorpje in Schotland. Speciaal aan dit project is de combinatie van documentaire en fictie. Alle bewoners van het dorp –  karakteristieke mannen die ’s ochtends vroeg al aan hun eerste blik Stella Artois beginnen – spelen zichzelf. Alleen de hoofdpersoon Bodkin is acteur. Hij speelt een rol waarin we onszelf kunnen zien, beland op een Schotse barbecue waar de mannen ladderzat en melig brandende lucifers tussen hun behaarde tenen stoppen. Even later vertelt een van hen, kijkend naar wat foto’s aan de muur, dat zijn beide kinderen zelfmoord hebben gepleegd. Heeft de ingetogen hoofdpersoon Bodkin werkelijk contact met deze schotse dorpeling? Kan dat wel, als acteur? Misschien is het de esthetiek die Modiri heeft losgelaten op het schijnbaar dagelijkse leven, dat dit werk zo intrigerend maakt. What is real?  What is stage? En doet het er eigenlijk toe?

Ik ben er inmiddels over uit, Lost & Found is een open podium, maar dan wel een verdomd interessante.

Na de pauze volgt er een speech over Abraham, over vraag en antwoord, over dat taal generaliseert,  over dat niemand antwoord kan geven op de vraag ‘What is love?’ En voordat we afsluiten met Afrikan Boy, voordat we gaan dansen, gaan drinken en uiteindelijk naar huis fietsen, zien we ook nog de film ‘Painting with history in a room filled with people with funny names 3’ van de Thaise Korakrit Arunanondchai. Naderhand is de kunstenaar aanwezig via een skypeverbinding, hij bevind zich op het dak van een hotel in New York City.  Hij maakte de film alsof hij brieven schreef aan een vriendin, vertelt hij. Op het eerste gezicht hebben de onophoudelijke stroom fragmentarische, intrigerende beelden; die van natuur, van billboards met felverlichte dameshoofden langs de Thaise snelwegen (‘monsters, robots’) van naakte lichamen met verf, van stomende treinen, van dansende pubers, namelijk niets met elkaar te maken. Lastig om verband te zien. De gedachte dat er een ontvanger is, dat deze ‘brieven’ gelezen worden – en wel door ons, schept duidelijkheid. Korakrit Arunanondchai wil ons de wereld door zijn ogen laten zien en god, wat is die van een verontrustende, lyrische schoonheid.

Korakrit verbreekt de verbinding. Hij gaat terug naar zijn strandstoel aan het zwembad op het dak van een hotel in New York. We luisteren naar Afrikan Boy. Zingen: ‘One day I went to Lidle.’ Dat is het dus. We hebben gezocht en gevonden.

sluit