Sinds 1997 heeft Lost & Found meer dan 200 avonden voor verdwaalde beelden en geluiden samengesteld. Kunstenaars, schrijvers, wetenschappers en muzikanten laten werk in ontwikkeling zien, experimenteren of tonen werk dat (nog) niet in hun oeuvre past. Een specifiek en uniek podium voor divers en hybride werk dat in een museaal circuit geen plaats heeft.

Lost & Found

Writers in their own language at Lloyd Hotel

09–01–2015

Redactie
Alma Mathijsen
Daniël van der Meer
Julia van Mourik

Ontwerp
Moker

Sponsors
Mondriaan Fonds
Culturele Ambassade van het Lloyd Hotel
robstolk®

Stuur ons je bijdrage! found@lost.nl

Volgende L&F
6 februari

Thomas Möhlmann

‘Good night. I’m not allowed to speak Dutch tonight. So I give you a little introduction in English, to my ultra short stories.’ De eerste dichter/schrijver van de avond articuleert aarzelend, maar houdt zijn microfoon vast als een rockster.

In de statige Kamer 28 van het Lloyd Hotel, onder vier lampconstructies die 19e eeuws aandoen, met elk zeven grote lichtbollen onder en zeven kleinere boven, is flink wat verwaaid en verregend volk samengekomen om te luisteren naar vijf ‘Writers in their own language’. Het is vrijdagavond, we hebben de eerste werkweek van het nieuwe jaar achter de rug, een week van zware windstoten en de aanslag op Charlie Hebdo. Tijd om eens rustig te luisteren naar een reeks deels of geheel onbegrijpelijke voordrachten. Niet de aard, maar de taal van de gepresenteerde werken staat direct begrip in de weg, en dat wordt bewust zo gelaten: pas achteraf kan het publiek vertalingen bemachtigen van de optredens in het Fries, Russisch, IJslands en Reto-Romaans.

lees verder

Ik heb in de afgelopen jaren redelijk wat internationale poëzieprogramma’s gezien, heel wat buitenlandse dichters beluisterd zonder een woord van hun voordracht te kunnen begrijpen, maar nog nooit was dat de bewuste opzet van de organisatie. Soms had men gewoon geen middelen om volwaardige vertalingen uit het Chinees of Arabisch te laten maken, of kreeg men het niet voor elkaar om een leesbare projectie op de achtergrond met de Finse voordracht te laten meelopen. Soms kwam pas na de Litouwse of Poolse dichter een acteur het podium op om het allemaal nog eens in vertaling over te doen. Soms deed die acteur dat dan ook weer in het Slowaaks of Turks. Maar vanavond is het dus de uitdrukkelijke bedoeling van initiatiefnemer Julia van Mourik: luister eerst gewoon eens alleen naar wat je hoort, naar de klanken, het ritme, de intonatie, laat dat op je inwerken (of aan je voorbijgaan) en lees pas achteraf wat het allemaal qua betekenis te betekenen had. 

Het idee kreeg ze twee zomers geleden, op vakantie in de Zwitserse Alpen, waar ze voor het eerst Reto-Romaans hoorde spreken. ‘Iedereen zei er de hele tijd “Alegra” en verder kon ik er geen touw aan vast knopen,’ vertelt ze. Bij thuiskomst stuitte ze op een vertaald boek van Arno Camenisch, een van de hooguit 40.000 moedertaalsprekers van de enige taal die buiten Zwitserland nergens officieel is. ‘Dát zou ik nou nog eens willen horen, hoe dat oorspronkelijk klinkt.’ Met gastredacteuren Daniël van der Meer en Alma Mathijsen zocht ze nog vier dichters uit min of meer exotische taalgebieden bij elkaar. En een stel kunstenaars werd gevraagd om er passende beelden bij te verzorgen.

Dus daar staat nu, om toch wat dicht bij huis te beginnen, Nyk de Vries. De Amsterdamse Fries die al een tijdje op poëziepodia her en der furore maakt met zijn absurd-komische prozagedichten. Buiten is het sinds een kwartiertje eindelijk opgehouden met stortregenen. Iedereen dampt binnen langzaam droog. Achter de dichter wordt een ruimtetapijt geprojecteerd met stalagmieten en iets van Henry Moore: de visuele interpretatie van zijn werk door twee beroemde Franse kunstbroertjes, Florian & Michael Quistrebert, die geen woord over de grens spreken en bij het lezen dankbaar van google translate gebruik hadden gemaakt. Blijkbaar zijn er vanavond toch voldoende Friestaligen in de zaal om Nyks onweerstaanbare humor te waarderen. Veel gelach bij zijn intense, quasiklunzige maar zeer beheerste performance. We maken kennis met zijn verstokt rokende vader, zijn ex-vriendinnetjes die allebei Juicy heetten en zijn ‘ome Jehannes’. Achteraf checkt Alma de Friestaligheid van het publiek, men blijkt ‘20%! nee 60%! nee 80%!’ van de woorden te hebben (gedacht te) begrijpen.

Op Nyk volgt Nino: Nino Lomadze uit Georgië, ‘a visual artist that started to write’. Ze deed de Rietveld Academie in dezelfde tijd als Maria Barnas, die ook in de zaal zit, en keerde vervolgens terug naar Georgië. Op de achtergrond wordt haar eigen beeldend werk geprojecteerd. Vanaf het begin van haar voordracht valt elk semantisch begrip in één keer weg: ze leest Russisch en heel haastig. Ze probeert het echt zo snel mogelijk te doen en de klankwaterval stokt steeds pas als plots het papier op / gedicht uit is. Als je niet naar haar kijkt, klinkt het ernstig, nee streng. Ik ben intussen een stuk sneller gaan ademen, merk ik. Van alles buiten de betekenis begint op te vallen. Grappige ritmes af en toe, hele vreemde beelden: vastgebonden lucifers op aantekeningen, vastgestikte plastic zakjes, paperclips. Mooie Georgische kop heeft ze trouwens, met feestelijk veel bruine krullen eromheen. Dichter Jan-Willem Anker, die naast me zit, studeerde een blauwe maandag Slavische talen, fluistert 5% te verstaan, en stoot me aan bij het Russische woord voor masturbatie. Vraag uit het publiek achteraf: ‘Why did you read in Russian in stead of Georgian?’ Dat had ze zichzelf ook al afgevraagd. Een spannend maar onnavolgbaar antwoord volgt.

Als inleiding op de derde dichter, Sigurbjörg Thrastardóttir, vertelt Alma over haar ex-vriendje dat ook uit IJsland kwam. Ze herinnert zich een bezoek aan twintig (schoon)familieleden die vergaten dat ze geen IJslands sprak. Het klonk haar allemaal even sprookjesachtig in de oren, en ja hoor: bij navraag bleek rendierjacht het voornaamste gespreksonderwerp te zijn geweest. Sigurbjörg geeft een Engelse introductie op haar heus niet zo mystieke IJslands: ‘What we talk about is what you think we talk about.’ Haar eerste gedicht, ‘Cocaine’, is dus ‘actually about cocaine’. Op de achtergrond een prachtige stilstaande film van een grijs stuk zandstrand, door Misha de Ridder. Als Sigurbjörg voorleest, vertelt ze met al haar temporiseringen en intonaties een volkomen helder verhaal. Maar dan zonder dat je er een woord van snapt. Dat werkt nogal grappig: je wilt steeds instemmend knikken, tot je beseft geen idee te hebben waarmee je dan zou instemmen. Het begint intussen hoorbaar weer flink te stormen buiten, de wind fluit tot bovenin de zaal gedempt met de dichter mee. Wist u trouwens dat IJslanders elk Engels woord van een eigen vertaling voorzien, tot ‘computer’ en ‘i-pod’ aan toe? Alleen floppydisks zijn altijd floppydisks blijven heten: die waren alweer uit gebruik voordat een goed equivalent gevonden werd.

Na een korte pauze –vertalingen ophalen bij Julia, sigaretje buiten, verdomd het giet, het bier is niet duur, er zit komkommer in mijn gin-tonic, DJ Mastenbroek draait uitsluitend Berberse muziek, die vriend van Hagar is grappig− begint Daniël een vraaggesprekje met taal- en beeldcoryfee Charlotte Mutsaers. Over haar reverse language, haar vermogen (gave? gift? vaardigheid?) om Nederlandse woorden achterstevoren uit te spreken. Ze begon daarin te oefenen rond haar twaalfde, in de bus. Al jaren vóór haar legendarische optreden bij ‘Hier is… Adriaan van Dis’ in 1983, zie: https://www.youtube.com/watch?v=aKEc7AwV_iI. ‘Het is nooit slecht om je te trainen in het omgekeerde van wat je geleerd hebt,’ ze kijkt Daniël even betekenisvol aan, en voegt er snel aan toe: ‘Je kan ook zeggen dat het gewoon een ordinaire dwangneurose is.’ Iets later vraagt Daniël of er toevallig nog iemand in de zaal over dezelfde gift/gave beschikt, ha ha… Maar ho! er blijkt inderdaad iemand te zijn die onder toenemend applaus ‘Zie ginds komt de stoomboot’ achterstevoren opzegt. Daar kan Mutsaers nog wel even overheen, bewijst ze vervolgens in haar voordracht achterstevoren van acht kwatrijnen eigen werk: ‘Re mawk nee wourv nepoleg,/ nee wourv naa nella kijleg./ ’t Saw mo nee kruj et nepok./ IJw meveg ied wourv kijleg.’ Een tamelijk bizar taaltje, vooral wanneer het zo vloeiend gesproken wordt. Op de achtergrond worden de woorden in de goede volgorde geprojecteerd; het publiek leest mee en gniffelt. Na haar voordracht geeft ze nog wat prettig eigenzinnige antwoorden op vragen van Daniël en het publiek. Een puntig ‘Bén je gek!’ bijvoorbeeld, na de vraag of ze nog veel oefent. Na ‘Zou je dit ook met een andere taal kunnen, Engels bijvoorbeeld?’ verzekert ze ons: ‘Nee, daar ben ik helemaal niet in geïnteresseerd.’ Op de vraag waarom ze dubbelklanken als oe en ei niet omdraait: ‘Ja, dat doe ik zo vanwege de regels. Die ik zelf heb bedacht.’ Uiteindelijk verbindt ze haar taalexercitie ook met de verse actualiteit, ernstig: ‘Het is heilzaam in staat te zijn van alles om te draaien. Dat meen ik echt. Dan hoef je ook niet meer zo nodig “Ik ben Charlie” te zeggen bijvoorbeeld.’ Meteen nadat ze de laatste vraag heeft beantwoord, moet Mutsaers zich de zaal uit haasten, ‘Het spijt me, er staat een taxi te wachten… Ho yrros: nee ixat!’

Voor we aan de laatste schrijver toekomen, is er nog muziek en beeld. Kunstenaar Serge Onnen laat gevonden dia’s zien, prachtige houtsnedeachtige beelden waarin onder meer een eend in een krokodil verdwijnt en een man op een tak fluitles geeft aan een vogel. Tijdens de vertoning brabbelt en buldert een bizarre blues-jazzcellist er in een zelfverzonnen quasi-Amerikaans lustig op los. In de nok giert de wind, op het podium komt een soort afatische Tom Waits op stoom.

Dan is het tijd voor het optreden waar het allemaal om begonnen was: ‘We are very proud that he’s here. Because he’s Swiss,’ zegt Julia, en ze geeft het woord aan Arno Camenisch. Wat een taal, dat Reto-Romaans… Soms hoor je iets tamelijk Duitsigs, dan een flard Frans of Italiaans, dan een rits die eerder Slavisch of Balkanachtig klinkt. Heel soms dringt plots een verstaanbaar woord zich op, of tenminste een woord dat tussen de ritmische stroom van Camenisch’ aangename stem vandaan probeert te springen door zich met aanspraak op betekenis aan je hersens te hechten. Maar hé de voordracht gaat rustig en onverstoorbaar door. En ook nu doet de wind mooi mee op de achtergrond. Net als trouwens het beeldend werk van dichter/kunstenaar/vertaler Miek Zwamborn, die Camenisch’ drieluik Sez Ner uit het Duits vertaalde. Na het voorlezen belicht de Zwitser zijn talige achtergrond en de volgens hem typisch Reto-Romaanse versie van Saudade: ‘There’s always a lot of talking and singing about leaving and the yearning for other places. And it’s all done by those who stay where they are forever.’

Na het laatste applaus zet DJ Mastenbroek zijn Berberse klanken weer op en blijft het nog flink meertalig gonzen. Er kan gedanst worden, maar de meesten geven de voorkeur aan het enthousiast nabespreken van de afgelopen dik twee uur. Het voelt goed om nog wat te blijven, niet alleen vanwege het hondenweer buiten, ook door de gezellige en uitgelaten stemming die binnen heerst. Ik drink nog een komkommerdrankje, koop de boeken van Camenisch, beveel iemand het nieuwe nummer van Das Magazin aan, rook wat in de regenschaduw van de hotelentree, val van gesprek in gesprek. Zo’n avond waarvan je de hele tijd geen zin in het einde hebt. Tot de terugtocht zich niet langer laat uitstellen. Met een hoofd vol klanken ploeg ik me door de keiharde tegenwind een weg naar huis. Met dit weer ga je haast vanzelf achteruit fietsen, achterstevoren praten.

sluit

<p>Julia van Mourik</p>
<p>Julia van Mourik en&nbsp;Nino Lomadze</p>